Imkerbond Zoersel
Waar bijengezoem als muziek in de oren klinkt
Een bijenjaar
Een bijenjaar start op het einde van de zomer. De bijen maken zich dan klaar voor de winter. In tegenstelling tot hommels of wespen, waarvan enkel de koningin overwintert, zijn bijen nog ongeveer met een 10 000-tal tijdens de winter. Omdat er in de winter in de natuur geen voedsel te vinden is, moeten de bijen er voor zorgen dat ze vooraf een grote voedselvoorraad aanleggen, genoeg om heel de winter door te komen. Waneer het echt koud wordt kruipen de bijen dicht bij elkaar en vormen een wintertros. Door het eten van hun voorraad produceren de bijen warmte. Zelfs als het buiten vriest, schommelt de temperatuur in de wintertros tussen de 10 en 17°C.
Wanneer de dagen opnieuw langer worden, is dit voor de bijen het signaal om langzaam aan terug in actie te schieten. De koningin in het bijenvolk begint dan opnieuw eitjes te leggen. Ze legt er maar een paar per dag, het vraagt immers heel wat energie om larfjes groot te brengen tot een volwassen bij. De temperatuur in de wintertros wordt ook opgedreven tot 35°C. Dit is nodig voor de ontwikkeling van de larven. Als je weet dat het in de laatste maanden van de winter nog aardig koud kan zijn, kan je begrijpen dat een temperatuur van 35°C aanhouden een hele inspanning is voor een bijenvolk. De wintervoorraad verkleint dan ook aanzienlijk.
Naarmate de dagen langer worden en de temperaturen af en toe al eens boven de 10°C uitstijgen, neemt het aantal gelegde eitjes per dag toe. De volwassen bijen profiteren van de warmere dagen om voor de eerste keer na de winter buiten te komen en hun vleugels en pootjes eens te kunnen strekken. Maar veel belangrijker is dat bijen van deze gelegenheid gebruik maken om zich te ontlasten. Bij het eten van de wintervoorraad produceert een bij ook afvalstoffen die zich ophopen in de darmen van de bij. Omdat ze de kast waarin het bijenvolk verblijft niet wil bevuilen met haar ontlasting, worden ze opgehouden tot ze de kans krijgt om naar buiten te gaan. Op warme dagen gaan de bijen ook op zoek naar de eerste bloemen zoals sneeuwklokjes, krokussen en andere vroege voorjaarsbloeiers. Het stuifmeel en de nectar dat ze hierop verzamelen vormt een goeie aanvulling op de wintervoorraad die stilaan op geraakt. En dat is broodnodig, want ondertussen groeit ook het aantal larven in het volk en die moeten allemaal eten krijgen. Dat eten wordt gemaakt door de werksters die een pap voorbereiden gemaakt uit stuifmeel en honing.
Ondertussen drijft de koningin haar eierleg nog op, er komen steeds meer en meer jonge bijen in het volk. Zij nemen stilaan de rol van de oude bijen over die de ganse winter aanwezig waren in het volk. Met het warmer worden komt de natuur stilaan weer tot leven, er verschijnen meer en meer bloemen. Ook de activiteiten in het bijenvolk komen weer volop op gang. Bij het aanbreken van de lente is het bijenvolk al sterk gegroeid.
Eind mei bereikt het bijenvolk zijn hoogtepunt. Ze zijn dan met zo’n 60 000. Voor de bijen is dit het moment om zich op te splitsen in meerdere bijenvolkeren. Om van één volk meerdere volken te maken heb je ook meerdere koninginnen nodig. Koninginnen worden geboren in speciale cellen. Net zoals de werkster wordt de larve van een koningin na drie dagen geboren uit een bevrucht eitje. Onmiddellijk na de geboorte wordt de larve gevoed met koninginnenbrij. Het is de samenstelling van deze brij dat er voor zorgt dat de larve uitgroeit tot een koningin.
Bij de geboorte van de nieuwe koningin, is het tijd voor de oude koningin om het nest te verlaten. Duizenden werksters zuigen zich vol met honing en vergezellen de oude koningin bij haar uittocht. De honing die ze meenemen hebben ze nodig bij de start van een nieuwe kolonie. De oude koningin en haar volgelingen vormen een bijenzwerm. Met duizenden vliegen ze door elkaar in de lucht, in afwachting van een definitieve nestplaats verzamelen ze in een tros op een geschikte plaats. Vaak kiezen ze een boom uit om in te gaan hangen, maar het kan even goed een lantaarnpaal, dakgoot of een schouw zijn. Ondertussen gaan een aantal speurbijen op zoek naar een definitieve nestgelegenheid: een holle ruimte, groot genoeg om een nest in uit te bouwen, ver genoeg boven de grond, droog, … Deze nieuwe nestruimte kan enkele kilometers verwijderd liggen van de oorspronkelijke kolonie.
Wanneer de geschikte nestgelegenheid gevonden is, neemt de bijenzwerm er zijn intrekt en wordt er begonnen aan de uitbouw van het nest. Nieuwe wasraten worden uitgebouwd, de meegenomen voorraad wordt opgeslagen in de nieuwe raat en de koningin begint opnieuw met de eerste eitjes te leggen. De nieuwe kolonie is gevormd.
In de oude kolonie loopt intussen een jongen koningin rond . Deze koningin is nog niet bevrucht en kan dus geen bevruchte eitjes leggen. Om bevrucht te worden vliegt ze enkele dagen na haar geboorte uit, op zoek naar een geschikte dar voor de bevruchting. Eigenlijk gaat ze niet zelf op zoek, de koningin vliegt hoog de lucht in en wordt al gauw opgemerkt door darren die rondvliegen. Omdat de koningin niet met de eerste de beste dar wil paren, vliegt ze een heel eind de lucht in. De darren die haar kunnen volgen krijgen de gelegenheid om met haar te paren. Omdat de koningin slechts één keer in haar leven bevrucht wordt, paart ze met verschillende darren. Zo heeft voldoende sperma om de rest van haar leven (tot vijf jaar) bevruchte eitjes te kunnen leggen. Na haar bevruchtingsuitstapjes gaat ze aan de slag: eitjes leggen. Het bijenvolk hervalt opnieuw in de dagelijkse routine, werksters verzamelen nectar, verzorgen de jongen larven en zorgen dat er geen indringers het nest binnenkomen en de pas bevruchte koningin vult haar dagen met eitjes leggen.